Amsterdam zet stevig in op internationalisering
Deze week presenteerde Amsterdam zijn Hoofdlijnennota Kunst en Cultuur 2017-2020. Hierin zet het gemeentebestuur uiteen wat de ambities zijn van het stedelijk kunst- en cultuurbeleid en waarin de gemeente investeert in de periode 2017-2020.
Naast prioriteiten op het gebied van cultuureducatie, talentontwikkeling en lokale spreiding, wil Amsterdam de internationale culturele positie van de stad versterken en verbreden door internationaal aanbod en meer internationale samenwerking te stimuleren en door de verbinding tussen internationale bedrijven en professionals en de kunst- en cultuursector te versterken.
Opvallend is dat het budget voor kunst en cultuur wordt verhoogd met 7,6 miljoen euro per jaar. Dit bedrag gaat grotendeels naar kleinere instellingen en talentontwikkeling, zoals het programma 3Package Deal, dat toptalent voor de stad moet behouden. Dit programma is gebaseerd op een samenwerking tussen Bureau Broedplaatsen en het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Via het programma ontvangen tien internationale toptalenten uit diverse kunstdisciplines een jaar lang woon- en werkruimte en een ontwikkelbudget. In totaal is jaarlijks 86,1 miljoen euro beschikbaar.
Amsterdamse Basisinfrastructuur
Zeventien instellingen worden opgenomen in een Amsterdamse Basisinfrastructuur (A-Bis). Andere instellingen die voor een vierjarige ondersteuning in aanmerking willen komen, kunnen een aanvraag indienen bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK). Van de instellingen in de A-Bis wordt verwacht dat ze een duidelijke internationale ambitie en strategie hebben.
De instellingen die volgens het gemeentebestuur voor een positie in de basisinfrastructuur in aanmerking komen zijn: Amsterdam Museum, De Balie, Het Bimhuis, Het Concertgebouw, Foam, Frascati, Holland Festival, ICK, IDFA, Koninklijk Concertgebouworkest, Muziekgebouw aan ’t IJ, Nationale Opera & Ballet, Paradiso, Stadsschouwburg Amsterdam, Stedelijk Museum Amsterdam, Toneelgroep Amsterdam en De Toneelmakerij.
Het Rijksmuseum en filminstituut Eye staan niet op de lijst. Volgens cultuurwethouder Ollongren zijn deze instellingen al goed verankerd in de landelijke Basisinfrastructuur, de subsidieregeling van het Rijk.