Colloquium over translokaliteit in de kunsten

Image
Image
Caption
'Miracoco Luminarium' at the Galway International Art Festival, 2018
Authors
Kathleenneelhtak - Own work/Wikimedia Commons

Colloquium over translokaliteit in de kunsten

Prof. dr. Maarten Doorman presenteert een paper over translokaliteit in de kunsten tijdens online colloquium op 30 april
Date(s)
Thursday 30 April 2020 14:00 - 15:00

DutchCulture’s colloquia

In 2020 organiseert DutchCulture een reeks colloquia om de toekomst van internationale culturele samenwerking te onderzoeken. Wat betekent culturele internationalisering anno 2020? Volstaan de traditionele begrippen en categorieën nog wel om enerzijds de ambities van kunstenaars en culturele instellingen uit te leggen, en anderzijds de uitdagingen van de geglobaliseerde wereld te adresseren? Om de aard, de voorwaarden en de gevolgen van culturele uitwisseling te overdenken, verkent DutchCulture in een serie colloquia samen met betrokkenen uit de wetenschap en het culturele veld vernieuwend onderzoek op het terrein van culturele internationalisering. Zodoende wil DutchCulture haar expertise en netwerk inzetten om bij te dragen aan kennisontwikkeling rondom bovensectorale vraagstukken.

Informatie over colloquium 1: Translokaliteit in de kunsten

Het coronavirus maakt per definitie geen onderscheid tussen nationaliteiten, grenzen, regio’s of gemeenten. De impact ervan en onze reactie daarop zijn daarentegen wel lokaal geënt; we spreken van besmettingshaarden en nationale maatregelen. We kunnen het virus een translokale kwaliteit toedichten; het overstijgt grenzen én manifesteert zich lokaal.

Op donderdag 30 april, van 14:00 tot 15:00 uur, presenteert Prof. dr. Maarten Doorman (Maastricht University/VU Amsterdam) een paper over translokaliteit in de kunsten. Daarna gaan we met betrokkenen uit de wetenschap, het culturele veld en het cultuurbeleid kritisch met Doorman in gesprek over de relevantie van het begrip voor de praktijk van artistieke internationalisering.

Kan het begrip translokaliteit de praktijk van kunstenaars en cultuurwerkers helpen om de artistieke en morele uitdagingen van de globalisering aan te gaan? Is het vruchtbaar om deze internationale ambities te herformuleren in termen van translokaliteit?

Aanmelden voor het online colloquium op 30 april kan via deze link.

Over corona, translokaliteit en de kunsten

Het coronavirus heeft verstrekkende gevolgen voor de internationale kunsten en deze situatie kan ons – waarschijnlijk beter dan ooit - inzicht verschaffen over de relevantie van het begrip translokaliteit.

In het formuleren van internationale artistieke ambities wordt steeds vaker gesproken over ‘translokaliteit’, als manier om internationalisering in lokaliteit te verankeren. In een geglobaliseerde wereld, waarin de afstanden tussen mensen, goederen en informatie steeds kleiner worden, is internationalisering voor veel kunstenaars en cultuurwerkers al lang geen onschuldig ideaal meer, maar een onafwendbare realiteit die hen voor ingewikkelde artistieke en morele dilemma’s plaatst.

Translokaliteit in de kunsten

In een geglobaliseerde wereld, waarin de afstanden tussen mensen, goederen en informatie steeds kleiner worden, is internationalisering voor veel kunstenaars en cultuurwerkers geen onschuldig ideaal meer, maar een onafwendbare realiteit die hen voor ingewikkelde morele en artistieke uitdagingen plaatst (vgl. Janssens 2018). Terwijl internationalisering voorheen nog een onaantastbare belofte van artistieke zelfontplooiing, globale solidariteit en interculturele uitwisseling vertegenwoordigde, zien we anno 2020 dat deze traditionele legitimeringen van internationale projecten onder druk zijn komen te staan door de globalisering (zie Boon 2019). Ten eerste is het idee dat internationalisering leidt tot interculturele uitwisseling niet vanzelfsprekend meer in een wereld waarin gegentrificeerde stadscentra in grote mate geglobaliseerd zijn, waardoor een metrorit naar een buitenwijk soms grotere culturele verschillen oplevert dan een vliegticket naar een ander Westers stadcentrum (vgl. Vanhee en Imschoot 2018). Ten tweede is het idee dat culturele internationalisering leidt tot gelijkwaardigheid vaak lastig te verwezenlijken in een wereld waarin internationale samenwerkingen a priori al machtsverschillen veronderstellen die doorgaans moeilijk te neutraliseren zijn (zie De Graan 2018 en Bul 2019). Ten derde is het idee dat culturele internationalisering leidt tot wederzijds begrip niet meer vanzelfsprekend in een wereld waarin vervagende landsgrenzen hebben geleid tot een herleving van nationalisme en protectionisme in plaats van tot internationale solidariteit (vgl. Hall 1997). Ten slotte, raakt elke internationaliseringsbelofte in verlegenheid in het licht van de toenemende klimaatcrisis waar een internationale cultuursector niet in geringe mate aan bijdraagt (vgl. Chayka 2019).

In een geglobaliseerde wereld is culturele internationalisering zijn vanzelfsprekende onschuld verloren: het behoeft een verantwoording die verder gaat dan een vermeerdering van speelbeurten of prestige. Omdat voor veel kunstenaars internationalisering een waarachtige hartstocht of een onvermijdelijke werkelijkheid behelst, is een radicale terugkeer naar lokale praktijken vaak net zo min een optie als een ontkenning van de uitdagingen van internationaal werken. De opgave lijkt veeleer te bestaan in het herformuleren en herlegitimeren van internationale artistieke ambities opdat deze zich kunnen verankeren in lokale activiteiten. Een van de conceptuele handvaten om internationale ambities te herformuleren is het begrip ‘translokaliteit’ (vgl. Vanackere 2019).

Het begrip translokaliteit is al een tijd in zwang in uiteenlopende contexten (vgl. Lovinck 1999; Peth 2014; Greiner & Sakdapolrak 2013) – als begrip voor culturele activiteiten heeft Maarten Doorman het concept recentelijk uitgewerkt in zijn essay Far-off and nearby. Doorman stelt dat de globalisering de tegenstelling tussen lokaal en globaal onder druk heeft gezet, waardoor het lokale, dat voorheen vooral in verband werd gebracht van provincialisme en dilettantisme, heden ten dage een nieuwe betekenis dient toe te komen. Met het begrip ‘translokaliteit’ tracht Doorman daarom de tegenstelling tussen globaal en lokaal te articuleren en te overbruggen: het gaat om artistieke activiteiten die zich richten op de wereld zonder daarbij een intrinsieke band met een lokaliteit te verliezen.

Translokale culturele activiteiten onttrekken zich aan wat Doorman ‘a global artworld’ noemt. Hiermee verwijst hij naar een generieke kunstwereld die na de tweede wereldoorlog is ontstaan, waarin de waarde van kunst wordt bepaald door een wereldwijde markthiërarchie en waarin de culturele productie zich fundamenteel richt naar een (Westers) centrum. Translokale kunst daarentegen emancipeert het lokale: het heeft een intrinsieke betrokkenheid op de maatschappelijk context en culturele achtergrond waarin het ontstaat - het is altijd gericht op een specifiek in plaats van een generiek publiek. Deze lokaliteit is daarom nooit top-down bepaald in de vorm van een ‘natie’, ‘regio’ of ‘gemeente’, maar veeleer als levende Umwelt, als een scene (vgl. Eckenhaussen 2019), wiens grenzen niet van buitenaf, maar vanuit de activiteit zelf tot stand komen. Translokale activiteiten onderscheiden zich omdat ze die lokaliteit ontstijgen zonder de banden met die lokaliteit te veronachtzamen en dus zonder deel te nemen aan een globale kunstwereld. Veeleer zijn ze met de wereld verbonden als knooppunt van nieuwe netwerken en vanuit een bewustzijn van de mobiliteit en diversiteit van de geglobaliseerde wereld.

Kan het begrip translokaliteit de praktijk van kunstenaars en cultuurwerkers helpen om de artistieke en morele uitdagingen van de globalisering aan te gaan? Is het vruchtbaar om onze internationale ambities te herformuleren in termen van translokaliteit? Functioneert het begrip dan als normatief criterium of als descriptief predicaat? En gaat het dan op voor alle internationale culturele activiteiten of alleen voor een bepaald soort? Hoe moeten we de intrinsieke verbintenis met het lokale enerzijds en de betrokkenheid op de wereld anderzijds in concreto begrijpen? En, tot slot, hoe verhoudt een translokale activiteit zich tot (inter)nationale structuren, zoals die van de natiestaat of de EU, bijvoorbeeld in hoedanigheid van fondsverstrekker of visumverlener?

Literatuur

Venue